De beslissing van Volkswagen
De Duitse autogigant Volkswagen kondigde onlangs de verkoop aan van zijn activiteiten in de regio Xinjiang in China. Dit besluit komt in een context van groeiende internationale aandacht voor mensenrechtenschendingen op dit gebied, waar beschuldigingen van dwangarbeid en onderdrukking van etnische minderheden zijn geuit.
De multinational heeft verklaard dat de verkoop van haar fabriek in Urumqi en een testbaan in Turpan is ingegeven door „economische redenen” en een „strategische herschikking
”.
Context en implicaties
Xinjiang is een strategische regio voor veel multinationale ondernemingen, die daar leveranciers en productiefaciliteiten hebben gevestigd. De groeiende bezorgdheid over de arbeidsomstandigheden en het Chinese overheidsbeleid heeft echter veel bedrijven ertoe aangezet hun aanwezigheid op dit gebied te heroverwegen. Het besluit van Volkswagen om zijn bedrijven te verkopen zou een sterk signaal kunnen zijn voor andere bedrijven, wat erop wijst dat internationale druk invloed heeft op zakelijke keuzes.
De overdracht van de faciliteiten aan een Chinees bedrijf zou ook vragen kunnen oproepen over het toekomstige beheer van de rechten van werknemers
in de regio.
Toekomstige reacties en vooruitzichten
Het nieuws van de verkoop leidde tot gemengde reacties. Enerzijds verwelkomden mensenrechtenorganisaties het besluit, omdat ze het zagen als een stap in de richting van meer maatschappelijk verantwoord ondernemen. Aan de andere kant zijn er zorgen over de gevolgen die deze stap zal hebben voor de activiteiten van Volkswagen en zijn wereldwijde reputatie.
Met de groeiende aandacht voor duurzaamheid en bedrijfsethiek kunnen bedrijven voor steeds complexere uitdagingen komen te staan bij het in evenwicht brengen van winst en sociale verantwoordelijkheid
.